Ik ben nog van de generatie die het filmrolletje heeft gekend. In mijn eerste camera ging een filmrolletje voor 12 opnames van 6x6cm, later werd dat 36 opnames van 24×36 mm (Kleinbeeld). Een filmrolletje kocht je in een doosje en op dat doosje stonden richtlijnen hoe je de film correct moest belichten (volgens de zonnige 16 regel).
Bij een film van ISO 100 vertelde het doosje dat ik op een zonnige dag zonder wolken mijn diafragma moest instellen op f16 bij een sluitertijd van 1/125 sec. De zonnige 16 regel.
Hoe is het mogelijk dat ze ongeacht de foto die ik ging maken toch een juiste belichting konden geven? Zou het onderwerp er dan helemaal niet toe doen? Precies, het onderwerp dat je fotografeert doet er niet toe, alleen de hoeveelheid licht bepaald de instelling van je camera. Dit heeft te maken met het verschil tussen opvallend en gereflecteerd licht meten; die stof bewaar ik voor een ander blog artikel.
Het licht komt van de zon en is al miljoenen jaren hetzelfde. Iemand heeft lang geleden, ver voor de uitvinding van de lichtmeter, ontdekt dat er zoiets bestaat als de sunny sixteen (zonnige 16) regel. Deze regel zegt dat bij een zonnige dag zonder bewolking de juiste sluitertijd bij diafragma f16 gelijk is aan 1/ISO seconde. Dus bij een gevoeligheid van ISO 100 is de sluitertijd 1/100 sec. of afgerond in hele stops: 1/125 seconde.
Deze regel geldt niet alleen voor analoge camera’s maar uiteraard ook nog steeds voor digitale camera’s. Probeer het maar eens. Ga naar buiten, zet je camera op ISO 100 en stel de sluitertijd in op 1/125 sec. Kijk naar de lucht en naar de schaduw op de grond en zoek het juiste diafragma op in onderstaande tabel. Maak nu een opname met dit diafragma en kijk achterop je camera. Een fatsoenlijk belichte foto is het resultaat.
Is deze kennis alleen om tijdens het volgende uitje van de fotoclub indruk te maken door de juiste belichting te ‘raden’, of is het ook nog ergens goed voor? Fotografeer maar eens een groot donker of juist een heel licht voorwerp in de felle zon. Ik durf te beweren dan de zonnige 16 regel een veel betere belichting oplevert dan de belichtingsautomaat van je camera. Rara, hoe kan dat? Dat is voer voor een volgende blog.
Diafragma | Licht situatie | Schaduw |
---|---|---|
F/22 | Zonnig (sneeuw of strand) | Donker met scherpe randen |
F/16 | Zonnig | Scherpe randen |
F/11 | Licht | Zachte randen |
F/8 | Bewolkt | Nauwelijks zichtbaar |
F/5.6 | Zwaar bewolkt | Niet zichtbaar |
F/4 | Zonsondergang / open schaduw | Niet zichtbaar |
Met deze instellingen ga je geen enkele vliegende vogel of sportbeweging scherp in beeld krijgen. Dit zijn instellingen voor meer statische onderwerpen. Maar goed ik was op zoek hoeveel stops het scheelt tussen zwaar bewolkt weer en zonnig onbewolkt.
Dat klopt. In het voorbeeld ga ik uit van 1/125s sluitertijd. Dat is veel te langzaam voor bewegende onderwerpen.
Aan de hand van de tabel kun je zelf berekenen welke instellingen je nodig hebt voor bijv. vliegende vogels. Kies je de sluitertijd 1 stop sneller, dan moet je het diafragma of de ISO ook 1 stop groter kiezen enz.